De Balinese dansen zijn pure vermaakdansen, bedoeld als schouwspel voor mensen en vooral voor goden. In de dansen ligt een zekere spanning tussen volksvermaak en religieuze overgave, twee elementen die in verschillende verhouding altijd aanwezig zijn. Naar de mate van godsdienstigheid ondescheidt men drie hoofhtypen van dans.
Tari balih-balihan, echte vermaakdansen die in recente tijd voortgekomen zijn uit oude, traditionele dansvormen.
Tari bebali, ceremoniële (offer)dansen, die zowel naar inhoud als vorm nog volledig traditioneel zijn en voornamelijk worden uitgevoerd in de tempel of aan het hof van de vorst.
Tari wali, heilige dansen ten behoeve van eredienst, die normaal allen tijdens tempelceremoniën plaatsvinden.
De belangrijkste dansen in alfabetische volgorde:
Arja – sentimenteel gezongen drama (balih-balihan)
Baris – heilige krijgsdans (wali)
Barong/Calon Arang (wali)
Drama gong – volksopera (balih-balihan)
Gambuh – klassieke dansopera (bebali)
Janger – modern danspel (balih-balihan)
Jauk – demonische maskerdans (bebali)
Joged bumbung – volksdans (balih-balihan)
Kebyar – expressieve dans (balih-balihan)
Kecak/cak – de zogeheten apendans (balih-balihan)
Legong kraton – hofdans (bebali)
Oleg tambulilingan – moderne liefdesdans (balih-balihan)
Pendet – begroetings- en offerdans (bebali)
Prembon – improvisatiedans (balih-balihan)
Sanghyang – trancedans (wali)
Topeng – gemaskeerde pantomime (bebali)
Wayang wong – schaduwspel met mensen (bebali)